VII INWENDIG TE GEBRUIKEN GENEESMIDDELEN TEGEN INFECTIES
VII.1 Antibiotica die tot de volgende groepen behoren:
VII.1.1 antibiotica die ageren op pseudomonas aeruginosa, in inspuitbare vorm en bestemd zijn voor de behandeling van infecties van de luchtwegen bij patiënten met mucoviscoïdosis. A-16
VII.1.2 penicillines voor de behandeling van infecties door gram-positieve kiemen die geen penicillinasen produceren. B-105
VII.1.3 penicillines voor de behandeling van infecties door gram-positieve kiemen die penicillinasen produceren. B-106
VII.1.4 penicillines met breed spectrum, alleen of geassocieerd met een inhibitor van de beta-lactamasen; de associatie met een penicillinaseresistente penicilline is uitgesloten. B-107
VII.1.5 penicillines met breed spectrum die ageren op pseudomonas, alleen of geassocieerd met een inhibitor van de beta-lactamasen. B-108
VII.1.6 penicillines waarvan het spectrum beperkt is tot gram negatieve kiemen. B-109
VII.1.7 cefalosporines van de 1ste groep. B-110
VII.1.8 cefalosporines van de 2de groep. B-111
VII.1.9 cefalosporines van de 3de groep. B-112
VII.1.10 cefalosporines van de 4de groep. B-113
VII.1.11 carbapenemen alleen of geassocieerd met een inhibitor van het metabolisme ervan. B-114
VII.1.12 monobactamen. B-115
VII.1.13 aminosiden en aanverwante stoffen, met uitsluiting van die welke specifiek bestemd zijn voor de behandeling van tuberculose. B-116
VII.1.14 aminosiden en aanverwante stoffen, specifiek bestemd voor de behandeling van tuberculose. A-17
VII.1.15 chloramfenicol en aanverwante stoffen. B-117
VII.1.16 tetracyclines en aanverwante stoffen. B-118
VII.1.17 macroliden en aanverwante stoffen. B-119
VII.1.18 rifamycines voor de behandeling van tuberculose. A-18
VII.1.19 rifamycines voor de behandeling van niet-tuberculeuze aandoeningen. B-120
VII.1.20 polypeptiden. B-121
VII.1.21 fusidinezuur en aanverwante stoffen. B-122
VII.1.22 fosfomycine en aanverwante stoffen. B-123
VII.1.23 vancomycine en aanverwante stoffen. B-124
VII.1.24 quinolones voor systemisch gebruik. B-125
VII.1.25 Ketoliden B-258
VII.1.26 Oxazolidinonen B-259
VII.1.27 cefalosporines van de 5de groep. B-327
VII.1.28 Antibiotica bestemd voor een orale toediening C-37
VII.1.29 Penicilline G via parenterale weg, gebruikt voor de behandeling van syfilis A-129
VII.1.30 Cefalosporines van de 3de groep geassocieerd met een inhibitor B-350
VII.1.31 Fidaxomicine voor de behandeling van ernstige clostridium difficile infectie A-139
VII.1.32 Aminosiden en aanverwante stoffen die bestemd zijn voor de behandeling van niet-tuberculeuze mycobacteriële (NTM) longinfecties die worden veroorzaakt door het Mycobacterium avium-complex (MAC) A-146
VII.1.33 Breedspectrum antibioticum voor gebruik bij vermoeden of bewezen carbapenem resistentie of infecties met andere multi-drug resistent organisme B-382
VII.2 Antibacterile geneesmiddelen en urinaire antiseptica die tot de volgende groepen behoren:
VII.2.1 quinolones. B-126
VII.2.2 nitrofuranen en aanverwante stoffen. B-127
VII.2.3 methenamine. B-128
VII.2.4 fenazopyridine. B-129
VII.2.5 penicillines met spectrum beperkt tot Gram-negatieve kiemen A-103
VII.3 Antibacteriële geneesmiddelen die tot de volgende groepen behoren.
VII.3.1 sulfamiden. B-130
VII.3.2 inhibitoren van de reductase van dihydrofoliumzuur, aleen of geassocieerd met een sulfamide. B-131
VII.4 Antiparasitaire middelen die tot de volgende groepen behoren:
VII.4.1 nitro-imidazolderivaten. B-132
VII.4.2 antimalariamiddelen. B-133
VII.4.3 de antiparasitaire middelen tegen pneumocystis carinii. A-40
VII.4.4 Imidazolderivaten B-357
VII.5 Andere tuberculostatica dan de als zodanig aangenomen antibiotica. A-19
VII.6 Anti-mycotica
VII.6.1 Antimycotica bestemd voor de behandeling van patiënten met of zonder het "acquired immuno-deficiency syndrome" B-134
VII.6.2 bestemd voor patiënten met het "acquired immunodeficiency syndrome". A-53
VII.6.3 Antimycotica bestemd voor de behandeling van HIV+ patiënten of andere immunodeficiënte rechthebbenden A-58
VII.7 De anti-virale producten en de geneesmiddelen die bestemd zijn voor de behandelingen van de volgende virale aandoeningen:
VII.7.1 infecties door het HIV-virus. A-20
VII.7.2 infecties door het herpes simplex virus of door het herpes zoster virus. B-135
VII.7.3 Infecties door het cytomegalovirus bij patiënten met het "acquired immuno-deficiency syndrome" A-54
VII.7.4 infec-ties door het syncytium-vor-mend virus. B-137
VII.7.5 enzymatische antivirale geneesmiddelen, bestemd voor de steunbehandeling van infecties door het herpes zoster virus. C-14
VII.7.6 de interferons die bestemd zijn voor de behandeling van actieve chronische hepatitis B of C. B-203
VII.7.7 infecties met het herpes simplex of het herpes zoster virus bij patiënten met een immunodepressie. A-55
VII.7.8 de interferonen bestemd voor de behandeling van chronische familiale granulomatose. A-57
VII.7.9 chronische infecties door hepatitis C of hepatitis E B-246
VII.7.10 Nucleotide analogen met antivirale werking bij chronische VHB-infectie. A-73
VII.7.11 Infecties door het cytomegalovirus bij patiënten met een immunodepressie B-270
VII.7.12 peginterferons bedoeld voor de behandeling van chronische actieve hepatitis B. B-285
VII.7.13 Prophylaxe vóór blootstelling aan een infectie met het HIV-virus. B-345
VII.7.14 Herbehandelingen van chronische hepatitis C B-348
VII.7.15 Anti-virale middelen tegen SARS-Cov-2 Fa-22
VII.7.16 Anti-virale middelen tegen SARS-Cov-2 B-378
VII.8 Immunomodulatoren. B-138
VII.9 Volgende vaccins:
VII.9.1 vaccins, alleen of onderling geassocieerd, tegen kinkhoest, difterie, tyfuskoorts, Haemophilus influenzae type b, hepatitis B, bof, pneumokokken, rabies, mazelen, rubeola, tetanus, waterpokken en tetravalente influenza vaccins. B-201
VII.9.2 vaccins tegen influenza. Cs-10
VII.9.3 Vaccins tegen rotavirus infecties B-284
VII.9.4 Vaccins tegen het humaan papillomavirus B-292
VII.9.5 Vaccins tegen zona B-379
VII.10 Immunoglobulines die tot de volgende categorieën behoren:
VII.10.1 de niet-specifieke intraveneuze immunoglobulines. A-21
VII.10.4 immunoglobulines om intramusculair te worden ingespoten. C-17
VII.10.5 anti-D-immunoglobulines. A-22
VII.10.6 specifieke immunoglobulines tegen kinkhoest, tetanus en variola. C-18
VII.10.7 de specifieke immunoglobulines tegen hepatitis B. A-41
VII.10.7 Hyperimmunoglobulines tegen hepatitis B B-308
VII.10.8 de specifieke immunoglobulines bestemd ter behandeling van cytomegalovirusinfecties. A-51
VII.10.9 immunoglobulines, specifiek bedoeld voor de behandeling van botulisme. A-59
VII.10.10 De niet-specifieke subcutane of intramusculaire immunoglobulines. A-78
VII.10.11 De immunoglobulines bestemd voor de preventie van ernstige infecties van de lagere luchtwegen, die veroorzaakt worden door het respiratoir syncytieel virus B-282
VII.10.12 De immunoglobulines bestemd voor de preventieve behandeling van een patiënt na een rabiës contact van categorie III. B-320
VII.10.13 De niet-specifieke intraveneuze immunoglobulines Fa-16
VII.10.14 De niet-specifieke subcutane of intramusculaire immunoglobulines Fa-17
VII.11 Anti-echinococcosegeneesmiddelen. C-19