• A. Oftalmologie
      • A.1. Behandeling van de traanwegen
      • A.2. Behandeling van de oogleden
      • A.3. Intra-oculaire behandeling
          • A.3.1. Ingreep op de ooglens
          • A.3.2. Behandeling voor glaucoom
          • A.3.3. Behandeling van het netvlies/vitrectomie
      • A.4. Ingreep in de oogholte
      • A.5. Visco-elastische producten
      • A.6. Gecombineerde behandeling
  • B. Neurochirurgie
      • B.1. Pompen en toebehoren
      • B.2. Neurostimulatoren en toebehoren
          • B.2.1. Neurostimulatoren en toebehoren in geval van neurogene pijnen
          • B.2.2. Neurostimulatoren en toebehoren in geval van ziekte van Parkinson en essentiële tremor
          • B.2.3. Andere
          • B.2.4. Neurostimulatoren en toebehoren in geval van refractaire epilepsie
              • B.2.4.1. Nervus vagus stimulatie
              • B.2.4.2. Deep Brain Stimulatie
          • B.2.5. Neurostimulatoren en toebehoren in geval van obsessieve compulsieve stoornis
          • B.2.6. Neurostimulatoren en toebehoren in geval van bewegingsstoornissen
          • B.2.7. Neurostimulatoren van de dorsale wortel ganglion en toebehoren in geval van Complex Regional Pain Syndrome (CRPS) van de onderste ledematen
          • B.2.8. Neurostimulatoren en toebehoren in geval van clusterhoofdpijn
      • B.3. Dura mater weefsel
      • B.4. Hydrocefaluskleppen en drainagesystemen
          • B.4.1. Niet regelbare hydrocefaluskleppen
          • B.4.2. Regelbare kleppen gebruikt binnen de indicaties voorzien in B-§04
          • B.4.3. Regelbare kleppen gebruikt buiten de indicaties voorzien in B-§04
          • B.4.4. Toebehoren voor hydrocefaluskleppen
          • B.4.5. Externe drainagesystemen
      • B.5. Clip voor cerebrale aneurysma
      • B.6. Cranioplastie
      • B.7. Elektroden voor lokalisatie van de doelgebieden in geval van refractaire epilepsie
  • C. Oto-rhino-laryngologie
      • C.1. Ingreep op het oor
          • C.1.1. Cochleair implantaat
              • C.1.1.1. Cochleair implantaat bij ernstig bilateraal gehoorverlies
              • C.1.1.2. Cochleair implantaat bij ernstig bilateraal gehoorverlies met dreigende bilaterale ossificatie
              • C.1.1.3. Cochleair implantaat bij auditieve neuropathie
              • C.1.1.4. Vervangingen
              • C.1.1.5. Geluidsprocessor van een cochleair implantaat
              • C.1.1.6. Cochleair implantaat bij eenzijdige doofheid
          • C.1.2. Prothese bij verminderd gehoor
          • C.1.3. Verankeringssystemen voor BAHA (Bone Anchored Hearing Aids)
          • C.1.4. Middenoor implantaat
      • C.2. Ingreep op de neus
          • C.2.1. Materiaal gebruikt tijdens sinuschirurgie
      • C.3. Ingreep op de larynx/trachea
          • C.3.1. Spraakprothesen en toebehoren
          • C.3.2. Synthetisch weefsel
          • C.3.3. Stents en canules
      • C.4. Ingreep op de schildklier en de bijschildklieren
          • C.4.1. Materiaal voor (para)thyroidectomie
      • C.5. Andere
          • C.5.1. Contactpunten voor epithesen
          • C.5.2. Cement
      • C.6. Ingreep op de amandelen
      • C.7. Hypoglossale zenuwstimulatie
  • D. Urologie en nefrologie
      • D.1. Nier
          • D.1.1. Nefrectomie
          • D.1.2. Ablatie
          • D.1.3. Andere
      • D.2. Ureter
      • D.3. Blaas
      • D.4. Prostaat
      • D.5. Penis/testis
      • D.6. Kunstsfincter
      • D.7. Neurostimulatie
      • D.8. Materiaal gebruikt voor urodynamisch onderzoek
      • D.9. Allerlei
  • E. Heelkunde op het abdomen en pathologie van het spijsverteringsstelsel
      • E.1. Ingreep op de slokdarm
          • E.1.1. Oesofagectomie
          • E.1.2. Sonde/Stent
          • E.1.3. Sonde voor het meten
          • E.1.4. Andere
      • E.2. Ingreep op de maag
          • E.2.1. Gastrectomie
          • E.2.2. Sonde/Stent
          • E.2.3. Andere
      • E.3. Bariatrie
      • E.4. Ingreep op de dunne darm, het colon, het rectum, de anus of de appendix
          • E.4.1. Resectie
              • E.4.1.1. Resectie van de dunne darm
              • E.4.1.2. Resectie van het colon, het rectum of de anus
              • E.4.1.3. Appendectomie
          • E.4.2. Sonde/Stent
          • E.4.3. Andere
          • E.4.4. Videocapsule
      • E.5. Ingreep op de lever, de pancreas of de galblaas
          • E.5.1. Resectie
              • E.5.1.1. Resectie van de lever
              • E.5.1.2. Resectie van de galblaas
              • E.5.1.3. Resectie van de pancreas
          • E.5.2. Sonde/Stent
          • E.5.3. Andere
          • E.5.4. Detoxificatie dialyse bij leverpathologie
          • E.5.5. Ablatie
      • E.6. Andere oncologische (debulking …), abdominale of digestieve heelkunde
      • E.7. Kunstsfincter
      • E.8. Neurostimulatie
      • E.9. Behandeling van hernia
      • E.10. Netjes
      • E.11. Ingreep op de milt of de bijnieren
      • E.12. Allerlei
  • F. Heelkunde op de thorax en cardiologie
      • F.1. Hart
          • F.1.1. Hartstimulatie
              • F.1.1.1. Hartstimulator
                  • F.1.1.1.1. Hartstimulator
                  • F.1.1.1.2. Hartstimulator van het type dual chamber
                  • F.1.1.1.3. Hartstimulator van het type triple chamber zonder resynchronisatie-elektrode
                  • F.1.1.1.4. Resynchronisatie-hartstimulator
              • F.1.1.2. Elektrode
                  • F.1.1.2.1. Niet-tijdelijke elektrode
                  • F.1.1.2.2. Tijdelijke elektrode
              • F.1.1.3. Toebehoren
          • F.1.2. Extractie van een elektrode
          • F.1.3. Elektrofysiologisch onderzoek en percutane ablatie
          • F.1.4. Percutane transluminale coronaire angioplastiek
              • F.1.4.1. Percutane coronaire interventie zonder stenting
              • F.1.4.2. Percutane coronaire interventie met stenting
              • F.1.4.3. Percutane atherectomie
          • F.1.5. Myocardrevascularisatie
          • F.1.6. Hartklep
              • F.1.6.1. Plaatsen van een kunstklep
                  • F.1.6.1.1. Mechanische klep
                  • F.1.6.1.2. Biologische klep
                  • F.1.6.1.3. Biological valved conduits
                  • F.1.6.1.4. Annuloplastiesysteem
                  • F.1.6.1.5. Percutane implanteerbare klepstent
                  • F.1.6.1.6. Andere hulpmiddelen bij de plaatsing van een kunstklep of annuloplastiesysteem
                  • F.1.6.1.7. Allerlei
              • F.1.6.2. Dilatatie bij endoluminale klepplastiek
              • F.1.6.3. Endovasculaire behandeling van een klep
          • F.1.7. Hartondersteuning
          • F.1.8. Pericardsubstitutie
          • F.1.9. Sluiten van ductus arteriosus, foramen ovale, voorkamerseptumdefect of kamerseptumdefect en andere al dan niet congenitale misvormingen
          • F.1.10. Diagnostische middelen in de cardiologie
          • F.1.11. Andere disposables bij interventie op het hart
      • F.2. Long - mediastinum - pleura
      • F.3. Long en hart
      • F.4. Borst en bijhorende lymfeklieren
      • F.5. Thorax en thoraxwand: allerlei
      • F.6. Allerlei
  • G. Bloedvatenheelkunde
      • G.1. Dilatatiemateriaal met of zonder al dan niet beklede perifere stent(s)
          • G.1.1. Dilatatiemateriaal met al dan niet beklede perifere stent(s)
          • G.1.2. Dilatatiemateriaal zonder perifere stent(s)
      • G.2. Materiaal voor thrombectomie of embolectomie
      • G.3. Vaatprothesen
      • G.4. Endoprothesen
      • G.5. Embolisatiemateriaal
      • G.6. Katheter voor rekanalisatie van een vasculaire occlusie
      • G.7. Centraal veneuze systemen voor langdurig gebruik
      • G.8. Vascular closure device
      • G.9. Materiaal voor endoscopisch preleveren van vena saphena magna
          • G.9.1. Materiaal voor endoscopisch preleveren van vena saphena magna gebruikt bij revascularisatie van een slagader van de ledematen
          • G.9.2. Materiaal voor endoscopisch preleveren van vena saphena magna gebruikt bij revascularisatie van één enkele abdominale slagader, aortafemorale, aorta-iliacale of iliacofemorale overbrugging
          • G.9.3. Materiaal voor endoscopisch preleveren van vena saphena magna gebruikt bij operatie op het hart of op de grote intrathoracale bloedvaten
          • G.9.4. Materiaal voor endoscopisch preleveren van vena saphena magna gebruikt bij myocardrevascularisatie
      • G.10. Katheter met het oog op evacuatie van diepgelegen collecties
      • G.11. Vena cava filter
      • G.12. Patchen
      • G.13. Materiaal voor de behandeling van spataders van de onderste ledematen
      • G.14. Neurostimulatoren en toebehoren
          • G.14.1. Neurostimulatoren en toebehoren in geval van chronische kritieke niet-opereerbare ischemie van de onderste ledematen
      • G.15. Extractie van een intravasculair of intracardiaal vrijzittend vreemd lichaam
  • H. Gynaecologie
      • H.1. Borst
      • H.2. Baarmoeder
      • H.3. Baarmoederadnexen
      • H.4. Netjes voor herstel van prolaps
      • H.5. Allerlei
  • I. Pneumologie en ademhalingsstelsel
      • I.1. Luchtwegen
          • I.1.1. Stents
          • I.1.2. Allerlei
          • I.1.3. Endobronchiale klep
  • J. Plastische en reconstructieve heelkunde
      • J.1. Implantaten of weefselexpanders
          • J.1.1. Borstklierreconstructie
          • J.1.2. Niet-borstklierreconstructie
  • K. Heelkunde in het algemeen
      • K.1. Weefsellijmen
      • K.2. Hemostatische producten
      • K.3. Anti-adhesieven
      • K.4. Materiaal voor autotransfusie met behulp van een cellsaving-systeem
  • L. Orthopedie en traumatologie
      • L.1. Wervelkolom
          • L.1.1. Kyphoplastie en Vertebroplastie
          • L.1.2. Tussenwervelschijf
          • L.1.3. Cage
          • L.1.4. Staaf
          • L.1.5. Plaat
          • L.1.6. Dynamische en hybride stabilisatie
          • L.1.7. Toebehoren voor implantaten voor de wervelkolom
          • L.1.8. Partiële revisie
      • L.2. Gewrichten
          • L.2.1. Bovenste lidmaat
              • L.2.1.1. Schouder
                  • L.2.1.1.1. Stelen
                  • L.2.1.1.2. Kop
                  • L.2.1.1.3. Glenoid
                  • L.2.1.1.4. Andere
                  • L.2.1.1.5. Toebehoren voor schouderprothesen
              • L.2.1.2. Elleboog
              • L.2.1.3. Pols
              • L.2.1.4. Hand
              • L.2.1.5. Andere
              • L.2.1.6. Toebehoren
          • L.2.2. Onderste lidmaat
              • L.2.2.1. Heup
                  • L.2.2.1.1. Femorale prothesen
                  • L.2.2.1.2. Kop voor heupsteel
                  • L.2.2.1.3. Acetabulaire gedeelte (cupula)
                      • L.2.2.1.3.1. Niet-modulaire cupula's
                      • L.2.2.1.3.2. Modulaire cupula's
                          • L.2.2.1.3.2.1. Binnengedeelte
                          • L.2.2.1.3.2.2. Buitengedeelte
                  • L.2.2.1.4. Spacer
                  • L.2.2.1.5. Gewrichtsprothesen op maat aangepast aan het femoraal kanaal
                  • L.2.2.1.6. Toebehoren voor heupprothese
              • L.2.2.2. Knie
                  • L.2.2.2.1. Femorale componenten
                      • L.2.2.2.1.1. Unicondylaire
                      • L.2.2.2.1.2. Bicondylaire
                      • L.2.2.2.1.3. Scharnierprothese
                      • L.2.2.2.1.4. Bicompartimenteel
                      • L.2.2.2.1.5. Oppervlakteimplantaat
                  • L.2.2.2.2. Tibiale componenten
                      • L.2.2.2.2.1. Unicondylaire
                      • L.2.2.2.2.2. Bicondylaire
                      • L.2.2.2.2.3. Bicondylaire (voor revisie)
                      • L.2.2.2.2.4. Tibiaal component van modulaire scharnierprothese
                      • L.2.2.2.2.5. Bicompartimenteel
                  • L.2.2.2.3. Spacer
                  • L.2.2.2.4. Femoro-patellaire componenten
                      • L.2.2.2.4.1. Trochlea
                      • L.2.2.2.4.2. Patella
                  • L.2.2.2.5. Scharnierprothese
                  • L.2.2.2.6. Stelen
                  • L.2.2.2.7. Toebehoren voor knieprothesen
              • L.2.2.3. Enkel
                  • L.2.2.3.1. Tibial
                  • L.2.2.3.2. Talaire
                  • L.2.2.3.3. Toebehoren voor enkelprothesen
              • L.2.2.4. Voet
          • L.2.3. Prothese ter vervanging van de botcortex
          • L.2.4. Gewrichtsprothesen op maat
          • L.2.5. Allerlei
      • L.3. Traumatologie en osteosynthese
          • L.3.1. Nagel
              • L.3.1.1. Elastische nagel
              • L.3.1.2. Vergrendelbare centromedullaire nagel
              • L.3.1.3. Centromedullaire artrodesenagel, vergrendelbaar
              • L.3.1.4. Centromedullaire nagel voor lidmaatverlenging
              • L.3.1.5. Vergrendelschroef voor centromedullaire nagel
              • L.3.1.6. Fixatie-elementen en accessoires voor centromedullaire nagel
          • L.3.2. Hoekplaat
          • L.3.3. Schroef, kram en pin
              • L.3.3.1. Osteosyntheseschroef
              • L.3.3.2. Toebehoren voor osteosyntheseschroef
              • L.3.3.3. Kram
              • L.3.3.4. Pin gebruikt als implantaat
          • L.3.4. Osteosyntheseplaat
              • L.3.4.1. Voorgevormde peri-articulaire osteosyntheseplaat die geen hoekstabiele vergrendeling toelaat
              • L.3.4.2. Voorgevormde peri-articulaire osteosyntheseplaat die hoekstabiele vergrendeling toelaat
              • L.3.4.3. Implantaat voor osteosynthese met anatomische lokalisatie
              • L.3.4.4. Niet voorgevormde osteosyntheseplaat
              • L.3.4.5. Periprothetische plaat
          • L.3.5. Dynamische compressieplaatsysteem
      • L.4. Artroscopie
          • L.4.1. Anker, interferentieschroef en verankeringsimplantaat
          • L.4.2. Gebruiksmateriaal
      • L.5. Externe fixatoren
      • L.6. Cranio-maxillo-facial
          • L.6.1. Platen en schroeven voor reconstructie van schedel, gelaat en/of kaakbeen in niet- resorbeerbaar materiaal
          • L.6.2. Platen en schroeven voor reconstructie van schedel, gelaat en/of kaakbeen in resorbeerbaar materiaal
          • L.6.3. Platen voor reconstructie van specifieke delen van gelaat en/of kaakbeen
      • L.7. Botsubstituten
      • L.8. Allerlei
      • L.9. Fixatie- en verankeringsimplantaten voor weke weefsels
      • L.10. Geleider voor osteotomie
      • L.11. Verankeringsimplantaat voor externe prothese
      • L.12. Kunststofligament
  • M. Andere
      • M.1. Diabetes
          • M.1.1. Implanteerbare sensor voor de continue meting van het glucoseniveau in het interstitieel vocht